Paragraaf 4 De mens is een vrij wezen
Opdracht 28
Kritiek op de vrije economie van Adam Smith
Adam Smith gaat uit van het idee dat de mens een vrij wezen is en zijn eigen belangen moet kunnen nastreven. De samenleving moet de mens daar de ruimte voorgeven en een vrije markt economie creëren. Dat leidt tot optimale welvaart.
Een vrije markteconomie leidt zeker tot behoeftebevrediging in de samenleving. Maar het berokkent op sommige gebieden in de samenleving ook schade. Zo worden bepaalde behoeften níet gerealiseerd door de markt. Denk aan openbaar vervoer, onderwijs, werk voor gehandicapten, etc. Daar komt bij dat andere belangen geschaad worden in een vrije markteconomie. Zo worden mensen onderbetaald en uitgebuit; er wordt roofbouw gepleegd op het milieu; het dierenwelzijn wordt geweld gedaan; etc. Daarom is het noodzakelijk dat er een overheid is die kan voorzien in behoeften waar de markt níet in voorziet. Ook kan de overheid de zwakkeren beschermen en zorgen voor sociale wetgeving.
Naast de overheid is er een belangrijke taak voor het maatschappelijke middenveld (civil society). Dat zijn organisaties tussen individu en staat, zoals school, kerk, sport- en cultuurverenigingen, consumentenorganisaties en politieke partijen. Deze organisaties kunnen een rol spelen bij het voorzien in een aantal maatschappelijke behoeften. Denk aan sport- en cultuurverenigingen: zij maken het mogelijk dat heel veel mensen relatief goedkoop kunnen sporten of bijvoorbeeld muziek maken. De overheid en het maatschappelijke middelveld kunnen corrigeren op de vrije markt en mensen op een bepaalde manier aan elkaar binden.