Paragraaf 7 Oefentoets
Download de pdf van onderstaande oefentoets. Maak een print en vul het juiste antwoord in en controleer daarna het resultaat.
Kies goed (g = ) of fout (f = )
1. Social media zijn internettoepassingen van techbedrijven waarbij gebruikers
of
2. Content die aangeleverd wordt door gebruikers wordt User generated content genoemd.
of
3. Social media hebben een verdienmodel waarbij gebruikmaking door consumenten gratis is
of
4. De digitale voetstap: de sporen die je achterlaat als je gebruik maakt van social media.
of
5. Mensen gebruiken social media voor personal branding.
of
6. Psychographing is een ziekte waarbij mensen verslaafd zijn aan het constant opvragen, verwerken en beantwoorden van nieuwe informatie.
of
7. Bubbel: we verblijven in een afgesloten subgroep met mensen die een aantal kenmerken gemeenschappelijk heeft, bijvoorbeeld opvattingen.
of
8. Internet en social media dragen bij aan een mondialisering van het bewustzijn van mensen.
of
9. Social media dragen vooral bij aan de hoger gelegen behoeften, zoals Maslow die aangaf.
of
10. In de wet zijn geen artikelen opgenomen die betrekking hebben op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
of
11. Als het gaat om privacybescherming zie je in de industrie en de samenleving ook vormen van zelfregulering.
of
12. The right to be let alone betekent vrij vertaald: het recht om met rust te worden gelaten en over je eigen gevoelens en opvattingen te kunnen beschikken.
of
13. Informationele zelfbeschikking: een mens moet weten wie wat wanneer over hem vastlegt en bovendien is zijn instemming daarvoor nodig. Anderen mogen geen informatie over hem vergaren zonder dat ze daar toestemming voor hebben gegeven.
of
14. De fase van de werktuigtechniek is verbonden met het begin van het handelskapitalisme.
of
15. De instrumentele opvatting over techniek: techniek is een middel om een bepaald probleem op te lossen of een doel te bereiken.
of
Antwoorden
1g, 2g, 3f, 4a, 5g, 6f, 7g, 8g, 9g, 10f, 11g, 12g, 13g, 14f, 15g.
Uitslag:
1 t/ 9 vragen goed: slecht.
10 en 11 vragen goed: onvoldoende.
12 vragen goed: voldoende.
13 goed: ruim voldoende.
14 goed: goed.
15 goed: uitstekend.