Paragraaf 5 Argumenten

Argumenten zijn redenen voor of tegen een bepaald standpunt. In een discussie behoren de beste argumenten uiteindelijk de doorslag te geven. We spreken van ‘goede argumenten’ als de redenen die iemand aanvoert ter onderbouwing van zijn standpunt ter zake doen. Ze hebben betrekking op de inhoud van een standpunt of de argumenten die dit standpunt ondersteunen. Je moet dus goede argumenten hebben en weten waar je het over hebt.

Goede argumenten kunnen de volgende elementen bevatten.

a. Bepaalde principes hanteren
In een debat - zeker een ethisch debat - kun je gebruik maken van bepaalde principes, waarden of rechten van mensen. Denk in dit verband aan de universele rechten van de mens of aan breed gedragen principes zoals gelijkheid, vrijheid, respect, privacy, eerbied voor het leven of de waardigheid van de mens.

b. Baten- en kostenplaatjes
Baten- en kostenplaatjes zijn afwegingen van voor- en nadelen van bepaalde situaties, beslissingen, praktijken of voornemens. Een voorbeeld: er mogen wel camera’s geplaatst worden in de uitgaanscentra in de stad omdat de maatschappelijke voordelen (minder criminaliteit, minder zedendelicten, minder geweld) groter zijn dan de maatschappelijke nadelen (minder privacy).

c. Feiten en cijfers
Feiten en cijfers kunnen belangrijk zijn bij de onderbouwing van je standpunt. Je moet er wel voor waken dat je je tegenstander niet overspoelt met getallen en details. Dat zou je positie kunnen ondermijnen.

d. Voorbeelden
Je kunt je standpunt ook onderbouwen door voorbeelden te noemen. Zeker persoonlijke ervaringen kunnen het goed doen. Andere mensen kunnen zich er in herkennen.

e. Een vergelijking maken
Om ingewikkelde zaken eenvoudiger te maken, kun je gebruik maken van een vergelijking. Het effect kan zijn dat iedereen direct weet wat er bedoeld wordt. De vergelijking (analogie) dient wel hout te snijden, anders geef je de tegenstander een kans voor open doel.

f. Oorzaak en gevolg
In een debat kun je werken met oorzaak - gevolg redeneringen.

Argumentatiefouten
Naast goede argumenten zijn er ook foute argumenten. Veel voorkomende argumentatiefouten zijn:

a. Ongegronde generaliseringen​
Er worden algemene conclusies getrokken uit slechts enkele gegevens of uit gegevens die niet ter zake doen.

b. Normen ontlenen aan feiten
Uit een feitelijke stand van zaken worden zonder meer normen afgeleid. Een voorbeeld:
sommige bedrijven ontduiken de belastingen (een feit). Dus mag jouw bedrijf de belastingen ook ontduiken (norm).
Feiten zijn op zich zelf niet goed. Anders zouden we moord zelfs een goede zaak moeten noemen.

c. Onjuiste oorzaak
Het hanteren van een onjuiste oorzaak is een veel voorkomende redeneerfout. Bij een feit waaraan verschillende oorzaken ten grondslag liggen, wordt één oorzaak afgezonderd en tot dé oorzaak gemaakt. Ook gebeurt het vaak dat men een statistisch verband tussen twee verschijnselen interpreteert als een noodzakelijk verband.
Naast deze drie veelvoorkomende argumentatiefouten zijn er nog twee soorten redeneringen die voor ‘argumentatie’ doorgaan maar het feitelijk helemaal niet zijn:

a. Autoriteitsargumenten​
In een discussie wordt een beroep gedaan op een autoriteit: een gezaghebbend figuur. Bijvoorbeeld: ‘Johan Cruijff heeft het gezegd…’ Iets is niet waar of juist omdat een bepaald persoon (wie dan ook!) dat zegt: het argument zelf moet overtuigen en niets of niemand anders!

b. Persoonsgebonden argumenten (Ad Hominem argumenten)
Bij een persoonsgebonden argument wordt totaal niet ingegaan op de inhoud. Een voorbeeld van een persoonsgebonden argument: ‘Wat hij zegt kan niet waar zijn, want hij is een mietje.’ argument. Iemands standpunt wordt ondermijnd door zijn persoon verdacht te maken.